Flarden van dromen glippen weg. Ik herinner me iets over een wit meisje en de wijsheid van de wereld. Het was echt, ik was daar. Een halfwereld waar ik me ’s nachts in begeef.
Stijf van de adrenaline adem ik zo onhoorbaar mogelijk. De duisternis is totaal. Waar ik normaal niet kan slapen omdat er teveel licht door de gordijnen sijpelt, word ik nu omgeven door een onberedeneerbaar donkerte.
Ik hoor een brommer de straat inrijden, midden in het holst van de nacht. Stil blijven, stil zijn. De enige manier om het kwaad af te wenden. Ik houd mijn adem in en het ronkende geluid sterft langzaam weg, totdat het bij de nieuwbouw halverwege de straat sputterend tot een einde komt. De brommer draait zich langzaam en dreigend om.
Rechtop zit ik in bed. Is dit mijn straf? Weet iemand dat ik nu weet over de woedende branden, de twaalf manen en de diepte van mededogen? Niets aan mij beweegt, alles is bevroren. Vlakbij mijn huis vermindert hij vaart. Het helle licht werpt lange schaduwen op mijn slaapkamermuur. Ga weg, ga weg, rijd door.
Ik hap opgelucht naar adem als hij het gas openzet en de straat uitrijdt. Nog steeds ben ik niet in staat te bewegen. Zo reageer ik dus als ik in paniek ben, denk ik, en dat is niet goed. Ik durf niet eens op te staan om mijn sleutels te pakken en de deur op slot te draaien.
Ik schat dat het zo’n vier uur ’s nachts is. Een doordeweekse dag. Niemand heeft hier iets te zoeken. Maar terwijl ik verstijfd en verkrampt rechtop zit, hoor ik het aanzwellende geluid van een motor de hoek om komen. Zie je wel, denk ik, ze zoeken me.
De motor. Hij stopt voor mijn huis. Ik adem oppervlakkig en onhoorbaar.
Heb ik het raam open laten staan? Waarom stopt hij voor mijn huis? Heb ik iets om hem mee te slaan? Ik denk in staccato. Mijn adem hoor je niet, maar mijn bonkende hart geeft telepathische signalen af, het kan niet anders. Hier is iets te halen en hij voelt het.
Ik heb me nog niet zo kwetsbaar gevoeld. De leegte van de andere kant van het bed. De volle impact van alleen zijn. Als ik stil blijf, niet beweeg, rijdt hij misschien door.
Het silhouet van de motorrijder beweegt als een wajangpop over mijn gordijnen. Het negatieve licht werpt schaduwen over mijn gezicht. Mijn hart is ontembaar, mijn mond kurkdroog, mijn handen doorweekt. Stil blijven, stil zijn.
Abnormaal scherp hoor ik hoe iemand zijn helm losmaakt en de nachtlucht opsnuift. Ik hoor zware motorlaarzen de losse steentjes op de stoep verpletteren. Nog een keer het geluid van iemand die probeert te ruiken waar ik ben. Maar net als ik denk dat zijn vingers mijn kozijn nu zullen aftasten, op zoek naar de kier tussen de vensterbank en het raam, hoor ik zijn voeten draaien. De sleutel die contact maakt. Een optrekkende Honda.
Nog eenmaal staat mijn slaapkamer in lichterlaaie. Een laatste schaduwschouwspel op mijn gordijnen. Dan niets.
Vind ik leuk:
Like Laden...